Precognitie
Voorspellende dromen
Afbeelding: CD-hoesvoorspelling van de WTC-aanslag
Een technisch bediende uit Moorslede zocht op zeker ogenblik tevergeefs naar een oude kaart. Op een nacht zag hij in een droom plotseling heel duidelijk de lade waarin de kaart tussen andere verzeild was geraakt. ‘s Anderendaags stapte hij recht op de kast af en vond bijna blindelings het document tussen meerdere rollen van telkens zestig kaarten. In zijn onderbewustzijn wist de jongeman blijkbaar nog waar hij het plan had opgeborgen.
In 1865, toen hij aan de Universiteit van Gent doceerde, had deze scheikundige een droom waar hij de ringvormige moleculenstructuur van benzol uit afleidde. In zijn droom had hij namelijk een soort rondedans van atomen gezien; ze vormden een slangachtige formatie, beten zichzelf in de staart en bogen zich aldus tot een gesloten ring samen.
In de nacht van 11 op 12 mei 1812 droomde een zekere Williams uit Scornerhouse, dat hij zich in de hal van het Engelse parlementsgebouw bevond. Hij zag iemand binnenkomen, die als ‘kanselier’ werd aangesproken en even later gedood werd door een man die een pistool op hem afvuurde. Hij was door die droom zodanig van streek, dat hij hem de daaropvolgende dag aan iedereen vertelde die hij tegenkwam. Weinige uren nadien kwam het bericht, dat een zekere Billingham kanselier Spencer Perceval [1762-1812] .in de hal van het House of Commons had neergeschoten. Toen later een pentekening van dit drama in de bladen verscheen, bleken zowel de kanselier als zijn moordenaar aan de door Williams gegeven beschrijving te beantwoorden. Deze Williams was nog nooit in het parlement geweest en kende de kanselier niet eens bij naam (Du Prel,1922, blz.5-6).
Een Britse steenbakker uit Norwood (Kent), Samuel Green, verliet op een dag in november zijn woning. “Wees gehoorzaam en goed voor je moeder. Ik ga weg en kom nooit meer terug,” deelde hij zijn zoon mee. De knaap vermoedde dat zijn vader te diep in de kan had gekeken en schonk weinig aandacht aan die zonderlinge uitlatingen.
Maar drie dagen later bleek de man nog altijd niet thuisgekomen. Op dat ogenblik ontving mevrouw Green van haar zwager, die van de afwezigheid van zijn broer niets afwist, een brief waarin hij haar schreef hoe hij in een nachtmerrie had gezien hoe Samuel zich met een scheermes de keel doorsneed. Onmiddellijk stapte mevrouw Green naar het politiebureau. Daar kreeg ze te horen dat in Orpington het lijk van een onbekende gevonden was. Uit de kleren, de pijp en andere bezittingen kon de vrouw opmaken dat het lijk dat van haar man was. Hij had zelfmoord gepleegd door zich met een scheermes de keel door te snijden…
Een medewerkster van de BRT deed voor de radio het verhaal van een droom, die ze als twaalfjarig meisje had.
Ze droomde dat haar vader met zijn bromfiets in een gracht belandde en dreigde te verstikken in de modder. Ze werd huilend wakker en kon alleen maar met een leugentje om bestwil worden getroost. “Vader was goed en wel naar bed”‘ zei men haar, maar in werkelijkheid was de man niet op zijn gewone uur thuisgekomen. Later bleek dat hij daadwerkelijk in een sloot was geduikeld en door een voorbijganger uit zijn benarde situatie was bevrijd (BRT 2,1979).
De leraar Latijn van Johannes don Bosco [ 1815-1888) bereidde op zekere dag een tekst voor die hij, ter vertaling in het Latijn, de klas zou dicteren. Omdat hij de opgave echter te lang vond, dicteerde hij ‘s anderendaags slechts de helft van de oorspronkelijke tekst. Kan u zich zijn verbazing voorstellen, toen bleek dat één leerling het hele dictee vertaald had? Don Bosco vertelde zijn onthutste opvoeder dat hij ‘s nachts de hele opgave had gezien en ze bij het ontwaken meteen opgeschreven en vertaald had (Feldmann,1938, blz.l82).
De Times
De ‘Times’ van 2 december 1852 brengt een verhaal, dat Schopenhauer later als argument voor zijn geloof in predestinatie gebruikte. Het blad dankt het aan gerechtsdokter Lovegrove, die ambtshalve geroepen werd om het lijk van een zekere Marc Lane te schouwen.
Toen men ‘s mans broer had verwittigd van de verdwijning, had deze tot de politie gezegd, dat hij in een droom zichzelf tot aan de lendenen in het water had zien staan om zijn verdronken broer daaruit te halen. De daaropvolgende dag kwam hij de politie vertellen, dat hij weer van zijn broer had gedroomd en dat hij deze had zien drijven nabij de sluis van Orenhall. Die droom was zo duidelijk geweest, dat hij in de onmiddellijke omgeving van het lijk een forel had zien zwemmen. Men vergezelde de man naar de opgegeven plaats waar hij, conform zijn droom, in het water waadde om het lijk te kunnen ophalen. Zelfs de forel was op het appel (Du Prel,1922, blz.6).
Op 9 april 1865, uitgerekend op de dag dat de zuidelijke troepen o.l.v. generaal Lee de wapens neerlegden, waardoor een einde kwam aan de bloedige Afscheidingsoorlog, liet de Amerikaanse president Abraham Lincoln [ 1809-1865 ] door zijn vriend Ward Hill Lamont een droom noteren. Een tiental dagen voordien droomde de staatsman dat hij ‘s nachts in zijn huis gedempt snikken, als van mensen in een sterfhuis, hoorde. Hij ging nieuwsgierig naar beneden en hoewel er overal licht brandde, bleken alle kamers van het Witte Huis leeg en vond hij van de rouwenden geen enkel spoor. In een oostelijk gelegen kamer van zijn verblijf trof hij uiteindelijk een katafalk aan waarop een lichaam in doodsgewaad lag. Soldaten hielden de wacht en tientallen wenenden verdrongen zich om de lijkbaar. Aan één van de soldaten vroeg de president wie er dan wel gestorven was. “De president,” klonk het antwoord, “hij werd vermoord.” Vijf dagen later, op 14 april 1865, werd Lincoln door een fanatieke zuiderling neergeschoten. Hij overleed de volgende ochtend… (Dierkens,1978, blz.69)
De Hongaarse bisschop dr. Jozef Lanyi, van 1900 tot 1906 leraar Hongaars van Frans-Ferdinand (de kroonprins van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie), vertelde aan een redacteur van het Weense blad ‘Reichspost’ zijn nare droom van 28 juni 1914.
Hij droomde dat hij bij het doornemen van de ontvangen post een brief met zwarte randen en het wapen van Frans-Ferdinand vond. De brief had het merkwaardige hoofd van een prentbriefkaart waarop de auto van de troonopvolger (vergezeld van zijn vrouw Sofie, een generaal, een officier en de chauffeur) afgebeeld stond. Opeens sprongen twee jongemannen uit de dichte menigte en schoten op het aartshertogelijke paar. In de brief schreef FransFerdinand: “Ik deel U hierbij mede dat ik heden met mijn vrouw het slachtoffer zal worden van een politieke sluipmoord. Wij bevelen ons aan in Uw gebeden en smeken U voor onze arme kinderen te zorgen.”
Totaal ontredderd sprong de bisschop uit zijn bed, schreef zijn droom neer, maakte een schets van de plaats van de moord, en liet het document door twee getuigen ondertekenen. Met zijn moeder en een gast droeg hij midden in de nacht een mis op voor het paar. Om half vier ‘s middags -precies twaalf uur na zijn droom- ontving monseigneur Lanyi een telegram uit Wenen waarin de moord op Frans-Ferdinand en zijn gemalin in Sarajevo officieel gemeld werd (Feldmann,1938, blz.l83-84).
In de dagen dat hij La Rochelle belegerde droomde de Franse koning Lodewijk XII [ 1462-1515 ] dat één van zijn lijfwachten hem met een dolk neerstak. Toen de koning ‘s anderendaags de bewuste man tijdens een parade herkende en liet arresteren, viel de soldaat voor hem op de knieën en smeekte hij om genade (Du Prel, 1922, blz.141 ).
Op 1 mei 1794 overnachtte RobeSpierre [1758-1794] samen met Saint-Just in een huis in Saint-Germain. Opeens ontwaakte hij met een luide schreeuw. De revolutionair verontschuldigde zich bij de gewekte Saint-Just. Hij had gedroomd dat een man hem wilde vermoorden met een wapen waarop een ‘S’ aangebracht was. Enkele weken later werd hij gehalsrecht door een beul, Samson genaamd (Du Prel,1922, b1z.145).
Er is ook het verhaal van Steingel, een ordonnans van keizer Napoleon, die op de vooravond van de slag van Marengo zijn verzegeld testament aan Napoleon overhandigde. Daarin stond te lezen hoe hij in een voorspellende droom gezien had hoe hij een Kroaat verwondde, maar niet kon beletten dat deze hem doodde; wat nog gebeurde ook (Du Prel,1922, blz.l47-48).
Napoleon tilde zo zwaar aan dit voorval dat het hem tot zijn sterbed bijbleef. “Steingel, allez courez, prenez la charge, ils sont á nous”, zouden zijn laatste woorden geklonken hebben.
Het historisch feitenmateriaal mag dan nog zoveel patine hebben, de lezer verwacht dat het aangevuld wordt met hedendaagse en liefst goed gecontroleerde voorbeelden. Een ons bekend licentiaat Germaanse filologie uit Lierde heeft vaak voorspellende dromen en heeft er een gewoonte van gemaakt ze op te schrijven. Eén van zijn merkwaardigste dromen dateert van 1963.
Hij droomde dat zijn vader gestorven was. Hijzelf stapte achter de lijkkoets; het was zeer mooi weer en de lucht was volkomen blauw. Op een bepaald ogenblik zag hij zijn eigen beeld in het koetswerk en daarachter de stralende lucht. Hij realiseerde zich in welke straat dat gebeurde en voor welk huis. Weinige tijd later overlijdt zijn vader en bij uitstekend weer wordt de man ten grave gedragen. Op de plaats die de leraar van zijn droom kende, ziet hij zijn beeld in het glanzende koetswerk Ook de zon en de stralend blauwe lucht zijn van de partij.
Op 8 juli 1970 droomde een leraar uit Roeselare dat drie mannen bij hem thuis aan tafel zaten. Eén ervan was een oud-collega van zijn vader een vriend waarvan men de laatste tijd niets meer had vernomen. Op zeker ogenblik stonden de drie heren op en liepen naar zijn slaapkamer op de eerste verdieping. Ze openden het raam en vielen of sprongen naar beneden. Het drietal ging in de vlammen op, zoals in een toen lopende televisiefeuilleton wel meer gebeurde. Drie dagen later stortte tijdens een duikvlucht boven het vliegveld van Moorsele een sportvliegtuigje met drie mensen aan boord neer. Eén van de slachtoffers was die bewuste collega van zijn vader! De vlammenzee verteerde vliegtuig en inzittenden… (BRT 2,1979)
Het was goed dat de leraar deze zonderlinge droom aan zijn ouders verteld had. Velen verbeelden zich immers, ná de feiten, een waarschuwende droom te hebben gehad en kleuren meestal een vage droom bij. Nog beter lijkt het om dergelijke ‘bijzondere’ dromen onmiddellijk na het ontwaken te noteren.
Uit twee bronnen
Een Amsterdamse vrouw schreef op 27 november 1937 aan professor Tenhaeff [1894-1981] over een eigenaardige droom, die wel eens voorspellend kon zijn.
Ze vertelde de geleerde in haar brief hoe ze een lange weg, tussen uitgestrekte weilanden afgesloten met een hek, zag waar herstelwerkzaamheden plaatsvonden. Over de weg was een spoorbrug gebouwd. Opeens reed een vrachtwagen links de weg op en werd nabij de brug door een kleine personenwagen aangereden. De bestuurder van de wagen, prins Bernard, lag op het wegdek en de vrouw meende dat hij overleden was. Aanvankelijk dacht Tenhaeff aan een verzinsel van de dame, maar twee dagen later was de gemaal van de Nederlandse koningin werkelijk bij een ongeval bij de brug van Weesp betrokken. Alle details stemden met de gedroomde versie overeen: de lange weg, de weiden, het hek, de werken, de spoorbrug, de vrachtwagen en de prins die op de grond lag. Maar één zaak klopte niet: de prins bleek niet dood.
In een ziekenhuis te Amsterdam deed Tenhaeff in die tijd [ 1937) proeven met mensen die over een sterk ontwikkeld paranormaal waarnemingsvermogen beschikten, zogenoemde paragnosten, van wie men ondermeer elektro-encefalogrammen maakte, aldus zoekend naar het verband tussen hun hersenactiviteit en het verschijnsel dat ze produceerden. Het was zeer toevallig bij het nemen van dergelijke proeven dat Tenhaeff een bevestiging kreeg van wat de briefschrijfster hem gerapporteerd had. Op een avond namelijk dat hij zo’n paranormaal begaafd man onderzocht had, bleef hij met deze proefpersoon en dokter Spoor, de directeur van het ziekenhuis, nog wat napraten. Tijdens dit gesprek liet de paragnost zich ineens ontvallen dat het ziekenhuis binnenkort koningin Wilhelmina, prinses Juliana en prins Bernard te logeren zou krijgen. Onbegrijpend keken Spoor en Tenhaeff elkaar aan. Hoe kwam die man daarbij? Ze wisten van zo’n bezoek helemaal niets af. Maar toen de prins later in de buurt het eerder beschreven ongeluk kreeg, werd hij naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis overgebracht, en dat was dit zelfde ziekenhuis. Zijn toestand bleek zo ernstig dat ook de koningin, en later prinses Juliana, hem er niet alleen bezochten, maar in de kliniek logeerden. Twee mensen voorspelden dus onafhankelijk van elkaar, op hun wijze, het ongeval van de prins-gemaal (BRT 2,1979).
Op 8 juli 1970 droomde een leraar uit Roeselare dat drie mannen bij hem thuis aan tafel zaten. Eén ervan was een oud-collega van zijn vader een vriend waarvan men de laatste tijd niets meer had vernomen. Op zeker ogenblik stonden de drie heren op en liepen naar zijn slaapkamer op de eerste verdieping. Ze openden het raam en vielen of sprongen naar beneden. Het drietal ging in de vlammen op, zoals in een toen lopende televisiefeuilleton wel meer gebeurde. Drie dagen later stortte tijdens een duikvlucht boven het vliegveld van Moorsele een sportvliegtuigje met drie mensen aan boord neer. Eén van de slachtoffers was die bewuste collega van zijn vader! De vlammenzee verteerde vliegtuig en inzittenden… (BRT 2,1979)
Het was goed dat de leraar deze zonderlinge droom aan zijn ouders verteld had. Velen verbeelden zich immers, ná de feiten, een waarschuwende droom te hebben gehad en kleuren meestal een vage droom bij. Nog beter lijkt het om dergelijke ‘bijzondere’ dromen onmiddellijk na het ontwaken te noteren.
Kent de mens in het diepste van zijn wezen zijn eigen lot?
De dochter van een garagehouder uit Tielt droomde dat ze op weg naar Gent door een van rechts komende wagen die het stopteken negeerde, werd aangereden. Korte tijd later gebeurde wat ze droomde…
Weer enkele dagen later zag zij zich in een droom als het dodelijk slachtoffer van een ander verkeersongeval. Diep onder de indruk besprak zij het voorval met haar ouders en een apotheker uit Gent, haar werkgever. Aan haar ouders voegde zij er nog aan toe dat ze, in geval van een dodelijk ongeval, wilde gecremeerd worden. De eerste dagen na de droom liet ze de auto in de garage, maar na een paar dagen vervaagde de voorspelling en nam ze opnieuw de contactsleutel ter hand. Die nacht vloog haar wagen uit een bocht tegen een boom te pletter en het meisje overleed ter plaatse (BRT 2,1979).
Een kunstschilder uit de streek van Herentals maakte eens een zelfportret waarvan het gezicht aan de linkerkant verminkingen vertoonde; kort nadien liep hij bij een verkeersongeval ernstige verwondingen op aan de linkerkant van het gezicht.
Nog sterker is het voorbeeld van de Nederlandse dichter Marsman [ 1899-1940], die in 1930 droomt, dat hij sterft in het ruim van een schip en bij het loeien der sirenes. Geëmotioneerd door die droom schrijft hij ‘Maannacht’, een gedicht dat in 1934 verschijnt. In 1940 wil Marsman met een schip naar Zuid-Afrika vluchten. Het vaartuig wordt getorpedeerd en men mag aannemen dat Marsman conform zijn droom gestorven is (BRT 2,1979).
Juist dergelijke voorbeelden hebben bij vele parapsychologen het geloof gewekt in de ‘vooruitbestemde overeenstemming’, zoals die door de Duitse filosoof Leibniz [1646-1716] wordt voorgestaan.
Dat ieder mens in het diepste van zichzelf zijn eigen lot zou kennen is een hypothese waar o.a. Carus, Osty en Tenhaeff oog voor hebben. Het is daarbij nauwelijks merkwaardig te noemen, dat in het lot van de enkeling het wereldgebeuren wordt gereflecteerd. Dat de precognitie bij kunstenaars meer voorkomt dan bij gewone stervelingen heeft wellicht te maken met de diepe aard van het kunstenaarsschap zelf. Wordt niet gezegd dat juist het toekomstonthullend element één van de normen is waaraan echte kunst moet voldoen. Theoretisch zou iemand, die alle kunstwerken ter wereld zou kunnen overschouwen, en daarbij van elke kunstenaar de individuele code kent, een duidelijk beeld hebben van waar de wereld naartoe reilt. Maar evenmin als je uit één meteorologische waarneming een betrouwbaar weerbericht kunt filteren (daartoe zijn juist vele waarnemingen nodig), kun je uit één voorspellende kunstenaarsdroom de komende gang van zaken opmaken.
Tenzij ook hier de uitzonderingen de regel bevestigen, zoals blijkt uit volgend voorbeeld waarmee Tenhaeff parapsychologische geschiedenis maakte.
Het geval Loopuit
Tenhaeff was van oudsher bevriend met de Joodse accountant Loopuit, een man die af en toe voorspellende dromen had en deze dan door Tenhaeff liet noteren. In 1938 zat de professor na één van zijn lezingen met hem in een restaurant te eten, toen zijn tafelgenoot hem vertelde dat hij weer zo’n wonderlijke droom had gehad. Hij zag hoe soldaten met vreemde uniformen het huis van Selten op de Oude Keizersgracht binnendrongen.
Enkele weken later voegde Loopuit er nog aan toe dat hij zichzelf in een kamp met geüniformeerde mensen had zien lopen. Tenhaeff noteerde beide dromen. En in 1940 brak de ellendige oorlog, met o.m. de jodenvervolgingen, uit. Omwille van zijn voorspellende droom raadde Tenhaeff zijn vriend aan het land te verlaten. Loopuit ging hierop echter niet in en aanvaardde een betrekking bij de Joodse Raad, een Duitse instelling die de schijn moest wekken dat de joden de kans kregen zich te verdedigen. De raad werd ondergebracht in het oude Huis van Selten op de Oud Keizersgracht. In 1943 vielen de Duitsers ook de Joodse Raad binnen en pakten er ondermeer Loopuit op. Zoals hij in zijn tweede droom had gezien, werd hij naar een concentratiekamp gedeporteerd (BRT 2,1979).
Tenhaeff in Nederland en Bender in Duitsland publiceerden bloemlezingen met oorlogsvoorspellingen. Ze weerlegden daarmee de visie van de Frans-Belgische schrijver Maurits Maeterlinck (1862-1949), die na onderzoek van drieëntachtig voorspellingen over de oorlog ‘ 14-‘ 18 in zijn boek Les débris de !a guerre verkondigde, dat de Wereldoorlog onvoldoende duidelijk zij schaduw voor zich uit had geworpen en dat de voorspellers er duidelijk naast hadden gezeten.
Overigens dient de waarde van oorlogsvoorspellingen ook niet overschat te worden. De ervaring leert dat bij parapsychologisch instellingen als de Nederlandse Parapsychologie Stichting voor ieder jaar voorspellingen van een op handen zijnd wereldwijd nucleair conflict binnenkomen. Mocht het onverhoopt ook gebeuren dat er een kernoorlog uitbreekt, dan spreekt het voor zich dat die voorspeld is.
Indeling volgens de structuren
Vooraleer ons verder in de wijsgerige aspecten van de voorspellende droom te verdiepen, willen we erop wijzen dat me hem ook volgens zijn structuur kan klasseren. Tenhaeff heeft dan zijn werk van gemaakt. In de eerste plaats maakte hij onderschei tussen dromen die maar een fragment onthullen van wat de dromen – of anderen – te wachten staat, en dromen die een volledig juist voorstelling van de latere werkelijkheid zijn.
In het eerste geval spreekt men van gedeeltelijk gelijkvormigheid (fragmentarische congruentie) of Dunne-effect dit laatste naar de Engelse luchtvaartdeskundige J.W. Dunne ( 1875 1949), die als één der eersten het verschijnsel bestudeerde. In het laatste geval heeft men het over volledige gelijkvormigheid of totale congruentie
Fragmentarische congruentie
Iemand bij wie het Dunne-effect geregeld voorkwam, was de latere hoogleraar aan de Technische Hogeschool van Delft, professor Kooy. Gedurende een periode van drie maanden in 1932 schreef hij elke morgen in duplo de dromen op die hij zich kon herinneren en voorzag ze van commentaar. De duplicaten stuurde hij elke dag naar Tenhaeff op. Later bewerkte hij dit materiaal over zijn met toekomstbeelden verweven dromen statistisch en toonde aan dat van een toevallige samenloop van omstandigheden geen sprake kon zijn. Als voorbeeld van een voorspellende droom met gedeeltelijke gelijkvormigheid haalt Tenhaeff het volgende exemplaar aan:
“Op een nacht droomde Kooy over het station van Apeldoorn en daarn van de ondergesneeuwde spoorweg bij Huis ter Heide. Wanneer hij wakker wordt, noteert hij zijn droom en schrijft er zijn associaties bij. Bij het station in Apeldoorn werd hij eens, door de onachtzaamheid van een stationsbeambte door een locomotief aangereden. Bij het tweede deel noteert hij: ‘Wit is voor mij een rouwkleur – een sterfgeval in Huis ter Heide.’ Maar dan realiseert hij zich dat hij in Huis ter Heide maar één persoon kent, een man van 49 jaar en dus normaal gesproken te jong om te sterven. Twee dagen later wordt die man echter door een trein vermorzeld.” (BRT 2,1979)
Volledige congruentie
Voor dromen waarin de toekomst zich met grote gelijkvormigheid openbaart putten we uit het door ons zelf verzamelde materiaal.
Een vrouw uit Rumbeke op reis in Argentinië droomt van een wagen met een lekkende benzinetank die voor hen rijdt en af en toe een zwarte vlek op het wegdek achterlaat. De volgende dag gaat de droom in vervulling. Ze worden ingehaald door een wagen, waarvan de inzittenden hen een teken geven dat er iets aan hun voertuig hapert. Ze stoppen, stappen uit en stellen vast dat hun auto een vlekkenspoor nalaat.
Een dame uit Gent heeft een zuster in Australië. Op een nacht droomt ze dat ze haar zus een bezoek brengt. Deze droom komt haar zo bijzonder voor, dat ze hem op band navertelt en naar haar zuster opstuurt. Ze beschrijft hoe ze op weg van het vliegveld naar de stad belandt in een straat van een arme wijk, die zich in twee aparte steegjes splitst. Op de hoek ziet ze een winkel met een reclamebord voor ‘Kodak’. In de straat spelen schaars geklede kinderen. Wat verder ziet ze zichzelf in een wagen over een brug rijden. Er staan veel eucalyptusbomen. Op dat ogenblik begint het te regenen. Enkele jaren later bezoekt de vrouw haar zus. Even buiten Sidney herkent ze de straat uit haar droom met de winkel op de hoek en de Kodakreclame en de arme kinderen die op straat spelen. Even later rijden ze over een brug. Haar neef wijst haar op de verschillende soorten eucalyptusbomen. Opeens begint het te regenen.
Verenging en vervanging
Uitgaande van de structuur van de droom kan je ook over verdichting of verenging spreken. Tenhaeff heeft dat mooie voorbeeld van de echtgenote van een van zijn vrienden. De vrouw droomt op een nacht dat haar Belgische vriendin aan haar bed verschijnt om afscheid te nemen. “Dag Mina,” zegt ze, “ik ga naar Miel.” Miel was de overleden zoon van die vriendin. “En dat, Mina, is voor jou,” en ze toont haar hand waarin geld ligt dat evenwel plotseling vernevelt. Later bleek dat die vrouw die nacht gestorven was en haar vriendin bij testament enig geld had nagelaten, uit erkentelijkheid voor wat ze tijdens de oorlog voor haar had gedaan. Maar toen de notaris alles had geregeld, bleken haar bezittingen ontoereikend om alle schulden te betalen. Het geld vernevelde. Hier werden dus twee gedachten tot één samengeperst: het overlijden van de vrouw en het feit dat het testament op niets uitloopt (BRT 2,1979)
In weer andere gevallen is er sprake van een zinvolle persoonsverwisseling.
Een man die ons regelmatig zijn bijzonderste dromen rapporteert, droomde op een nacht dat hij in zijn geboortestad was en daar het huis van zijn oude buurman, een bakker, binnenliep. Hij zag daar twee vrouwen staan, de vrouw van de bakker en een andere oud bekende uit de buurt, die fel geschminkt waren en allebei bloemen op het hoofd hadden: wit, blauw, purper en roze waren de dominanten. Die bloemen zaten als het ware op hun hoofdnetje vastgeprikt.
‘s Anderendaags vernam hij dat de moeder van zijn huidige buurman was overleden, een vrouw die hij maar vaag kende. Toen hij het lijk ging groeten, stelde hij vast dat ze opgebaard lag met bloemen die identiek waren aan degene die hij in zijn droom had geschouwd.
Het is niet al te gewaagd te veronderstellen dat zijn ex-buurvrouw hier voor de hem minder bekende vrouw had geposeerd. Want ook dat is het eigene van de droom, dat hij zijn scenario met bekend materiaal opbouwt, maar zo nodig vervangende elementen gebruikt.
Wijsgerige bedenkingen
De Amerikaanse parapsychologe Dr. Louisa Rhine heeft een aantal voorspellende dromen gebundeld en besproken die zelf hun voorspellend karakter opheffen. Een voorbeeld.
“Op een nacht,” zo vertelt een vrouw uit New York, “droomde ik dat mijn tweejarige zoon door het venster viel. Een en ander was zo duidelijk en zo samenhangend dat ik zelfs de sirene van de ter hulp gesnelde ambulance hoorde. Ik werd wakker, stond op en ging kijken naar de slaapkamer van mijn kind. Er was niets gebeurd. “Een paar dagen later legde ik de matras van het kinderbed over de vensterbank om te luchten en draaide het kantelraam zodanig dat het ding behoorlijk klem zat. Toen ik even later in een aangrenzende kamer aan het werk was, dacht ik ineens aan mijn droom. De schrik sloeg mij om het hart en ik haastte mij naar de kinderkamer. Juist op tijd. Mijn zoontje, een stevig baasje, was er in geslaagd het kantelraam open te duwen en op de vensterbank te kruipen. De matras was al naar beneden gevallen. Ik kon mijn zoontje nog net grijpen.” (Andreas,1974, blz. 204)
Het gaat hier natuurlijk om de van oudsher gestelde vraag: heeft de voorspellende droom een waarschuwend of een fataal karakter. Het antwoord op deze vraag is des te moeilijker omdat wordt vastgesteld dat men soms tevergeefs met de waarschuwing rekening houdt. De Amerikaanse parapsycholoog van Tsjechische afkomst, Milan Ryzl, behandelde dit onderwerp op het parapsychologisch congres in Parijs (1977). Hij gaf daarbij twee voorbeelden; één waarin de waarschuwing werkte, één waarin ze niet werkte, erger nog, oorzaak was van iemands ondergang.
Een man droomde dat bij het oversteken van een gevaarlijk kruispunt op weg naar zijn werk, de verkeerslichten op groen sprongen en hij dus zonder zijn snelheid te verminderen verder kon rijden. Van links kwam echter een kleine rode wagen die door de rode verkeerslichten racete en zijn wagen in de flank greep. Hij sterft aan de opgelopen verwondingen.
Diep onder de indruk van deze droom, reed de man de volgende morgen naar zijn werk. Bij het kruispunt uit zijn droom durfde hij niet verder te rijden, hoewel de verkeerslichten op groen stonden. Door zijn ongewone manier van rijden haalde hij zich de woede van de achterliggers op de hals. Die lapte hij aan zijn laars en een ogenblik later raast, net als in zijn droom, een kleine van links komende rode auto in dolle snelheid door de rode verkeerslichten.
Door deze waarschuwende droom ernstig te nemen, heeft de chauffeur wellicht zijn leven gered. Maar het gebeurt ook dat iemand onvoldoende of tevergeefs met de waarschuwing in de droom rekening houdt.
Een man droomde dat hij verdrinkt. Omdat hij aan de oever van een meer woonde, nam hij het vaste voornemen uit de buurt van het water te blijven. Op een dag werd hij uitgenodigd voor een feest aan de overkant van het meer. De gasten zouden gezamenlijk per boot het water oversteken. De man weigerde aan de boottocht deel te nemen en ging via de weg die om het meer heenloopt naar zijn vrienden. Hij arriveerde er als eerste en wachtte op de aanlegsteiger de andere genodigden op. Toen de bootreizigers uitgelaten de steiger bestormden, begaf deze het en enkele mensen tuimelden in het ondiepe water. Op één persoon na werden ze ongedeerd uit het water gehaald: alleen de dromer liet bij het ongeval het leven.”
Het gaat ons kenvermogen te boven
De voorspellende droom, ongeacht of hij nu een waarschuwend of een definitief karakter heeft, doet vragen rijzen in verband met dat andere filosofische probleem, namelijk dat van de vrije wil. We komen daar uitvoerig op terug aan het einde van dit werk, maar laten hier alvast een mening horen van twee prominente parapsychologen: eerst Tenhaeff en dan Van Praag.
“Ik geloof,” zo beantwoordde de nestor van de parapsychologie onze vraag, “dat we hier zeer voorzichtig moeten zijn. Ik kende in de bezettingsjaren een industrieel en die droomde op een nacht dat de plek die hij altijd als schuilplaats gebruikte bij luchtalarm, door bomscherven werd getroffen. En hoewel hij niet gewend was zich door dromen te laten leiden, nam hij het zekere voor het onzekere en liet een nieuwe schuilplaats aanleggen. Een paar maanden kater werd de oude ‘abri’ inderdaad door bomscherven getroffen. Nu kun je zeggen: ‘Dit is een waarschuwende voorspellende droom’; maar je kunt het ook omdraaien en stellen: ‘Het behoorde tot het lot van die man dat hij die droom zou hebben en er zich door zou laten leiden.’ Het ene pleit voor de vrije wil, het andere voor het determinisme. En daar komen we niet uit. We verstrikken ons hier in wat Kant ‘anomalieën’ noemde. Het is een problematiek die ons menselijk kenvermogen te boven gaat en het is veel beter om je onmacht te erkennen, dan allerlei speculatieve theorieën te verzinnen.”
Prof. Van Praag
Van Praag geeft het minder snel op. “Ik heb de sterke neiging,” zegt hij, “om aan te nemen, dat naarmate de mens meer geëvolueerd is, een hoger niveau bereikt heeft en meer hogere zintuigen bij hem zijn opengegaan, hij ook meer flexibel staat tegenover de toekomst, die hem in de droom wordt gemanifesteerd.”
Inspelend op de door Louisa Rhine gegeven voorbeelden zegt hij, dat er inderdaad zoiets is als een alternatief scenario. Mocht de moeder niet tijdig zijn tussengekomen, dan zou het kind vermoedelijk verongelukt zijn op de geschouwde manier. Hij illustreert dat met een ander voorbeeld: “Een kettingroker droomt dat hij zichzelf aan de gevolgen van longkanker ziet sterven. Hij ziet duidelijk zijn hospitaalkamer en kan nadien exact de verpleegster beschrijven die aan zijn bed stond. Je mag aannemen dat hij indien hij zijn levenswijze niet verandert, inderdaad zal sterven op die manier, in de kamer en geassisteerd door de persoon die hij in zijn droom zag. Maar juist tengevolge van die droom vermant hij zich en stopt met roken. Op dat moment schuift hij een nieuwe dialader in zijn projectietoestel, steekt hij een nieuwe filmrol op, waardoor hij voor een heel ander – alweer voorspelbaar scenario kiest. Uit vrije wil bepaalt hij zijn toekomst.” Dat het altijd anders kan bewijst volgens Van Praag ook de voorwaardelijke vorm waarin de grote Bijbelvoorspellingen gesteld zijn: ‘indien gij dit’, ‘tenzij gij dat’, enz. Tenslotte wijst hij erop dat je naast waarschuwend of onafwendbaar ook kunt spreken van verwijzend, een term die de theoloog Sören Kierkegaard [1813- 1855] gebruikt ten opzichte van de symboliek. Je kunt zeggen dat iedere symboliek, ieder archetype, iedere droom een verwijzend karakter heeft; wat wij met deze verwijzing doen hangt af van onze vrije wil.
De oud-joodse folklore kent het verhaal van een rabbijn uit Lublin, die droomde dat hij moest gaan graven onder een brug in Krakau; daar was een schat verborgen. De rabbijn reist naar Krakau, zoekt daar een brug en begint overdag te graven, dit tot grote verbazing en hilariteit van een politieman die hem vraagt waarom hij dit doet. Een verborgen schat?! “Ach man,” lacht de politieman, “ik heb een keer gedroomd dat er een schat verborgen zat onder de haard van een rabbijn uit Lublin.” Hierop keerde de rabbijn naar huis terug en vond daar onder zijn haard de schat. Mat andere woorden: de droom kwam uit en hij kwam niet uit; het is slechts doordat de rabbijn het verwijzend karakter van de droom juist wist te interpreteren dat die droom inderdaad een voorspellend karakter kreeg. (BRT 2,1979)
Een vrouw droomde dat ze zich in een reusachtige kathedraal bevond, waarvan alleen de ijzeren steunbalken nog overeind bleven. Tussen diversen stenen gestalten zocht ze biddend naar iets of iemand. Een droomuitlegger, aan wie ze haar droom vertelde, verklaarde dat zich een nationale catastrofe zou voordoen, waarbij verscheidene mensen (waaronder een familielid) zouden omkomen. Vier dagen nadat ze haar droom aan de Belgische Vereniging der Parapsychologie voorlegde, brandde een Brussels warenhuis volledig uit. Onder de slachtoffers bevond zich een tante van de vrouw.
Bij rampen waarbij veel mensen betrokken zijn, blijkt achteraf vaak dat tal van personen er van tevoren over hebben gedroomd. In 1966 vonden 144 mensen de dood in Aberfan, een dorpje in Wales, toen een berg steenkoolslakken instortte. Een onderzoek wees uit dat meer dan honderd personen de feiten op de een of andere manier in hun dromen hadden geschouwd. Vierentwintig van de vierendertig als geloofwaardig geclassificeerde verslagen waren goed te controleren. De berichtgevers spraken er al vóór de ramp met iemand over.
De gepresenteerde voorbeelden zijn afkomstig uit het archief van Emiel Ramoudt.
© 2003 – 2004 Aura-Oasis – Denis Dhondt