Kruiscorrespondentie
Myers was een pionieronderzoeker van de Society of Psychic Research. Hij was Professor Klassieke wetenschappen aan de Cambridge universiteit. Zijn hele leven probeerde hij onderzoek te doen naar leven na de dood. Het doel van de SPR was toen ook voornamelijk aan te tonen dat leven na de dood bestond. Het onderzoek had succes, maar doordat ze voornamelijk mediums onderzochten en er enkelen zo populair werden dat ze er een showbusiness op nahielden, werden er vele op fraude betrapt. Eens men zulke dingen immers voor een publiek gaat doen, kan men zich immers niet meer permitteren dat het “die avond niet blijkt te lukken”. Het is volgens mij dus niet verwonderlijk dat sommigen een redmiddel achter de hand hielden. Myers slaagde er tijdens zijn leven niet in te bewijzen dat leven na de dood een vaststaand feit was. De reden was niet de fraude bij sommige mediums, noch de controleerbaarheid van de verkregen informatie, maar het feit dat men psychologisch de verkregen informatie wegverklaarde als “komende uit het onbewuste van het medium”. Was dit uitgesloten dan kon men niet bewijzen dat de informatie niet afkomstig zou kunnen zijn van levende kennissen door dit uit hun onderbewustzijn te putten via telepathie. Dit zijn de argumenten die de scepticus steeds weer benadrukten alhoewel ze ook in telepathie niet geloven. |
De wending
Hoe dan ook kan men nu zeggen dat deze situatie wel compleet is veranderd. Onderzoek wees uit dat nieuwe informatie onmogelijk uit het onderbewustzijn van mediums kan komen, telepathie inbegrepen. De Myers kruiscorrespondenties zijn nu een hard bewijs voor leven na de dood en het feit dat men werkelijk contact kan hebben met overledenen. Ook de Klassieke niet religieuze Humanist Colin Brooks-Smith geraakte overtuigd van het feit dat leven na de dood nu meer dan voldoende aangetoond was en als een onafbreekbaar bewijs diende gezien te worden door iedereen die de kruiscorrespondenties ernstig bestudeerde. Hij was een medeonderzoeker van de SPR. Toen Myers nog leefde zocht Myers zelf vooral naar bewijzen die de argumenten van de sceptici konden ontkrachten. Waar hij tijdens zijn leven niet in slaagde, deed hij dan maar verder na zijn dood. De methode die hij bedacht was die van de kruiscorrespondenties, een reeks boodschappen via verschillende mediums uit alle delen van de wereld, en die afzonderlijk niets betekenden. Hij had met zijn collega’s tijdens zijn leven nog gesteld dat indien dat mogelijk was, dit een zeer krachtig argument zou zijn voor het voortbestaan na de dood en daardoor wel bewezen kon geacht worden. Na zijn dood in 1901 begonnen verschillende mediums boodschappen via automatisch schrift door te krijgen die ondertekend werden met Myers. Later werden die gevolgd door boodschappen van collega’s van het bestuur van de SPR; onderzoeker en Professor Henry Sidwick en Edmund Gurney toen die ook overleden waren.
De geschriften
De geschriften waren allemaal klassieke wetenschappen en hadden geen enkele zin of betekenis als men ze afzonderlijk bekeek. Maar er werd medegedeeld aan de mediums dat ze die moesten opsturen naar een centraal adres waar ze in volgorde verzameld werden. Daar bleken de teksten in elkaar te passen als stukken van een puzzel. Sommige van de teksten waren meer dan 40 bladzijden lang. Zo verzamelde men 3.000 teksten gedurende dertig jaar.
De mediums die Myers gebruikte en de andere medewerkers waren geen kenners van Klassieke wetenschap. Ze waren niet hooggeschoold en alle doorgekomen teksten waren boven hun verstand en mogelijke levenservaring. In een geval klaagde een van de mediums; mevrouw Coombe-Tennant dat ze er niets van begreep en dat te stof te moeilijk was om op die manier door te krijgen. De teksten waar ze het over had, betroffen een discussie tussen Myers en Sidwick tegen hun levende collega Prof. G. W. Balfour. De tekst ging over de relatie tussen geest en lichaam, epifenomenalisme en interactionisme. Myers van zijn kant klaagde dat het extreem moeilijk was om zijn boodschappen van Gene Zijde via de mediums door te geven. Het was zoiets als staan achter een bevroren glas die het zicht troebel maakt en het zwak dicteren van tekst aan een stompzinnige secretaresse die niet geïnteresseerd was. (Wilson 1987: 176)
Willet
Een andere medium publiceerde op deze manier na haar dood op haar 81ste een gedetailleerd boek van persoonlijke notities die ongelooflijk intieme details onthulden van haar leven aan het medium Geraldine Cummins die haar of haar kinderen nooit had ontmoet.
Bewijs
Volgens Colin Wilson zijn deze teksten het krachtigste bewijs dat ooit geleverd werd betreft een voortbestaan na de dood. De informatie die doorgekregen werd van Myers was zo accuraat dat ze de leden van de SPR met stomheid sloeg. Op een bepaald moment huurden leden van de SPR privé-detectives om een van de mediums, mevrouw Piper op bedrog te onderzoeken. Haar post werd geopend, men volgde haar stiekem, haar kennissen werden ondervraagd. De onderzoekingen toonden aan dat er geen sprake was van bedrog of fraude.
Het bewijs is absoluut. Alle originele documenten zijn een bestand die beschikbaar is voor iedereen die deze teksten wil onderzoeken. De conclusies zijn onmogelijk anders te maken dan toe te geven dat er inderdaad leven is na de dood. Er zijn geen andere argumenten bedenkbaar die dit zouden kunnen verklaren. De SPR stelt de stof nog steeds beschikbaar en men kan ze via Internet opvragen.
Men moet zelfs bedenken dat Colin Wilson, zelf een harde scepticus was. Hij stelde zijn eigen reputatie in dit onderzoek op het spel. Achteraf schreef hij:
“De kruiscorrespondenties, in zijn geheel genomen samen met de Willet-geschriften zijn het meest overtuigend bewijs dat leven na de dood bestaat. Voor iedereen die bereid is deze stof weken en maanden te bestuderen zullen ze bewijzen boven alle redelijke verdenkingen die mogelijk zijn, dat Myers, Gurney en Sidwick inderdaad correspondeerden na hun stoffelijke dood” (Wilson 1987: 179)
De kruiscorrespondenties hebben succesvol aangetoond door wetenschappelijke methoden dat de stof die doorgekregen werd via de mediums onmogelijk materiaal kon zijn uit het onderbewustzijn van het medium of van hun kennissen.
Naast dit omvangrijk bewijsmateriaal, mogen we bovendien niet vergeten dat alle teksten gaan via citaten van anderen over het voortbestaan na de dood.
Denis
© 2002 Aura-Oasis – Denis Dhondt