Filosofische fysica
Consequenties voor onze realiteit
Sedert het ontstaan der fysica is de mens op zoek naar de oorsprong en de verklaring voor de wereld en zijn eigenschappen. Tot nu toe heeft geen enkele theorie een verklaring voor het bestaan van onze werkelijkheid. We zijn begrippen rijker zoals materie = energie en wetten over diezelfde energie die zeggen dat je deze energie nooit verspilt, maar alleen maar van de ene toestand in de ander omzet (wet van behoud van energie). Een verbrandingsmotor zet een ontvlambare materie alleen maar om in een andere chemische verbinding met zuurstof, waarbij uitzetting en warmte vrijkomt. 1 kg brandstof weegt nog steeds een kilo na verbranding (eigenlijk meer omdat zuurstof ook een gewicht heeft), maar verspreidt zich door zijn ijlheid door de lucht, een onbrandbaar residu achterlatend.
Atomen
We bestaan uit een lichaam dat niets meer is dan een verzameling van miljarden maal miljarden atomen, op een intelligente manier bijeengehouden zodat een lichaam is ontstaan. We denken er verder eigenlijk niet over na, hoe we op deze manier eigenlijk nog kunnen functioneren, maar vinden dit heel normaal. Wij beschouwen deze onafhankelijke atomen in onze conceptie nog steeds als deeltjes, maar in feite zijn ze dat wetenschappelijk gezien al lang niet meer. Sedert Bohr’s atoommodel en Plancks ontdekking van het quantum dienden bij elkaar aan te sluiten was niets nooit meer hetzelfde. Hoewel nog steeds de naam “deeltje” wordt gebruikt voor ieder subatomair bestanddeel moeten we heden ten dage eigenlijk de naam “veld” gebruiken. Inderdaad die enorme leegte die het atoom in wezen al was, en waarvan de onderdelen zo nietig zijn in grootte met de zo al kleine atoom, bevat alleen maar velden die we elektronen, protonen, neutronen, en honderd andere benamingen geven naargelang de eigenschappen van het deeltje. De kleinste zijn momenteel de quarks. Deze velden zijn ook slechts ruimten, waarin zich ergens op een niet te bepalen plaats een deeltje kan bevinden.
Als we het atoom uitvergroten tot een pingpongbal dan is een elektron zo groot als een zoutkorrel. Die zoutkorrel is dan ook weer een zo goed als leeg veld waarin zich ergens weer sub-deeltjes bevinden. Het zijn eigenlijk alle deeltjes die niets meer zijn dan een pakketje energie die een zekere ruimte creëren. Want ook het bestaan van lege ruimte ligt niet voor de hand. Ruimte is niet iets dat altijd en overal bestaat, of er nu materie aanwezig is of niet. Ruimte is ook een creatie. Ruimte en tijd eigenlijk, want ruimte zonder tijd kan nooit bestaan. Zoals energie en materie één zijn, zo is ruimtetijd één. Het is misschien allemaal moeilijk in onze zintuiglijke conceptie van ons wereldbeeld te vatten maar het is eenmaal zo. Het ligt voor de hand dat waar ruimte is en waar zich iets kan bevinden dat zich ook op een bepaalde plaats bevind. Om van een plaats naar een andere te gaan heb je tijd nodig. De afstand van deeltje 1 naar deeltje 2 is zowel door ruimte als door tijd gescheiden.
De deeltjes waar we tot nu toe over spraken zijn dus eigenlijk waarschijnlijkheidsvelden. Het geeft ons de zekerheid dat ergens in dat veld zich een golfdeeltje bevindt. Dit golfdeeltje, want het is noch een golf, noch een deeltje, is een pakketje energie. Einstein ontdekte dat een heel klein beetje materie (massa) een enorme hoeveelheid energie bevat. E=MC2. Dus de energie (joule) die een deeltje bevat is gelijk aan de massa (in kg) maal 300.000 x 300.000. Deze wet is ook omkeerbaar. Dus je hebt heel veel energie nodig om een klein beetje materiële massa te creëren. In 1998 in de wet van Einstein voor het eerst met succes omgekeerd en heeft men door toevoeging van energie bij een botsing een extra deeltje kunnen creëren.
Ruimte tijd, materie en energie
Vermits we reeds inzagen dat ook ruimte en tijd noodzakelijk zijn om in te kunnen bestaan en deze twee geen vanzelfsprekend bestaande waarden zijn, worden zij samen met de materie gecreëerd. Dit feit is een van de harde noten die bij het in stand houden van de big bang theorie mede moesten verklaard worden. Hoe kan er een big bang zijn, als er in de oererwt (zo wordt de initiële materie in elkaar gedrukt door zijn eigen zwaartekracht genoemd) tevens ook de tijd moest worden geschapen. Hoe kan een oererwt een oerknal geven als er geen tijd bestond. Hoe kon er een oorzaak zijn als er geen beweging was. Hoe kan beweging als er geen tijd of ruimte is?
Bij deze en andere vergaande theorieën heeft men steeds naar oplossingen moeten zoeken. Men vond immers ook geen verklaring waarom er meer materie dan antimaterie zou zijn overgebleven. (Men opperde eerst singulariteit en asynchrone symmetrie maar dat kan niet, daar er steeds evenveel anti- als materie dient te zijn) Dus diende men bepaalde wetten der fysica maar aan te passen opdat het wel zou kunnen. Veel van deze theorieën berusten daarom nog in het hypothetische. Dit is bijvoorbeeld ook zo met het “tachyon”. Dit is een hypothetisch deeltje dat verondersteld wordt te bestaan om correlaties tussen andere deeltjes te kunnen mogelijk maken. Om gelijktijdige afspraken te kunnen maken, kon men dus geen gegevens of ladingen uitwisselen doormiddel van deeltjes die zich moeten verplaatsen, omdat dit tijd kost. Daarom riep men een deeltje ter hulp dat sneller dan de tijd was. Een deeltje dat sneller dan het licht een boodschap aan een ander deeltje kon doorgeven. Dit deeltje noemde men de tachyon. Wiskundig doet dit bepaalde wisselwerkingen perfect kloppen, maar het tachyon is nog nooit waargenomen. Het is tot momenteel nog een deeltje dat enkel in onze gedachten gevormd is om dingen te kunnen verklaren. Of het deeltje bestaat of niet is erg onwaarschijnlijk. Toch verklaart het bepaalde gedragingen van wisselwerkingen tussen elementaire deeltjes (basis van het holisme – de nonlocaliteit). Ondertussen is nonlocaliteit en holisme immers een niet meer neer te halen wet geworden. Onze wereld bestaat alleen uit interacties van één en dezelfde bron. Geen enkel deeltje staat ooit afzonderlijk. Dit is ook zo in de macroscopische wereld. Je lichaam is niet onafhankelijk van een atoom aan de uiterste grens van de kosmos. Dit zijn geen losse woorden, maar ondertussen zelfs beproefde fenomenen die de interessante mogelijkheid van teleportatie van een deeltje opleverde 1997-1998. Net zoals de fysica het voorschrijft verdween het deeltje op punt a en verscheen het tegelijkertijd op punt b. Het deeltje heeft geen afstand afgelegd tussen a en b.
Holistische interferentiepatronen
Wisselwerkingen, materialisatie van energie, interactieve interferentie…onze wereld lijkt meer op een groep wetmatigheden, een massa regels dan op een harde fysische materiele wereld, ook al zien en ervaren we deze. Bovendien wordt het nog moeilijker er iets van te begrijpen nu het theorema van Bell experimenteel is bevestigd. De implicaties van de quantumtheorie waar filosofisch eerst wat werd aan getwijfeld omdat het moeilijk te geloven was, zijn daarmee bewezen. De “kat van Schrödinger” is nog springlevend tot iemand merkt dat ze dood is. Even verduidelijken: Om de absurdheid van sommige gevolgen van de quantumtheorie aan te tonen en om ons de situatie goed te kunnen voorstellen van een van de consequenties werd een denkexperiment in het leven geroepen.
De quantumtheorie vereiste namelijk dat geen enkele toestand ooit bestaat zonder dat die door een bewustzijn is waargenomen. Daarvóór bestaan enkel waarschijnlijkheden. Als voorbeeld denkt men een kat die opgesloten zit in een houten kist. In die houten kist zit een gasfles met giftig gas. Men stelt een toevalsgenerator in werking zodanig dat de kat 50% kans heeft of het gas vrijkomt of niet. Wanneer weet men of de kat dood is? Uiteraard als men de doos openmaakt. Maar wanneer is de kat gestorven? (als ze dood zou zijn?) Op het moment dat de waarnemer kijkt? Of op het moment dat de toevalsgenerator beslist? Volgens de quantumtheorie is geen enkele toestand zeker zolang geen bewuste waarnemer heeft gekeken. (ook al steekt men een meetinstrument in de kist die de gasconcentratie meet. Alleen als een bewustzijn die meter afleest weet men wat er is gebeurd). Voor een bewustzijn de toestand heeft waargenomen bestaan er immers alleen waarschijnlijkheden. Bij de waarneming vallen die kansen ineen (quantumsprong) en worden de kans dat de kat nog leeft uitgesloten als ze dood blijkt te zijn. Alleen daarvóór kon men zeggen dat de kans 50% was. Dit lijkt nogal absurd dat de kat slechts dood is op het moment dat een waarnemer de toestand waarneemt en daardoor bestond ook nog enige twijfel of het inderdaad ook zo was. Een geniaal experiment door Prof Wheeler in 1991 met een soortgelijke proef wist dit echter experimenteel wetenschappelijk hard te maken.
Men schoot een foton af tegen een schuinstaande halfspiegel. Daardoor had het foton dus een 50% kans rechtdoor of afgeketst te worden. De vraag is nu, of het foton al voor de waarneming afketst of dat de keuze pas bepaald wordt nadat de positie van het foton bij de aankomst is gedetecteerd? Men kan het foton detecteren bij zijn reis direct nadat hij de spiegel is gepasseerd en op de plaats van aankomst. Als we zien dat het foton op plaats a aankomt en dus door de spiegel moet zijn gegaan, maakt het dan pas zijn beslissing om door de spiegel te gaan? Klinkt ongelooflijk daar hij die dan al moet gepasseerd zijn. Ongelooflijk?
De waarneming bepaalt de oorzaak – vreemde wereld.
Om dit probleem op te lossen dient men sneller te kunnen meten dan de lichtsnelheid. Dit is op te lossen door de afstand die het licht moet afleggen te verlengen door het licht een vierkante omweg te doen maken. Iets ongelooflijk werd hier bevestigd. Het foton maakt pas zijn keuze om door de spiegel te gaan of erdoor afgekaatst te worden nadat een bewuste waarnemer het foton heeft waargenomen op de plaats van aankomst die in ons denken afhankelijk is van het feit of de elektron afketst of niet!
- Ruimte bestaat niet zonder tijd en omgekeerd. Er bestaat alleen ruimtetijd.
- Tijd gaat sneller of trager, ook afhankelijk van de zwaartekracht van de planeten. Op Jupiter zal men sneller oud worden dan op aarde.
- De zwaartekracht verbuigt tijd en ruimte. De kosmos is niet zoals hij er uitziet. Wie naar de hemel kijkt, kijkt miljoenen jaren terug in de tijd. Bovendien is de positie van de sterren niet te bepalen daar ze afhankelijk is van zwaartekrachtbronnen die het licht kunnen doen afbuigen. De ruimte is echter meestal zo leeg dat dit meestal kan verwaarloosd worden. In andere gevallen zijn de wijzigingen fenomenaal (bv in buurt zwart gat).
- Men kan nooit buiten de kosmos kijken, met welke kijker dan ook. Hoe verder men kijkt hoe meer het licht naar het centrum van de kosmos wordt afgebogen waardoor men in een cirkel kijkt.
- We bestaan niet als afzonderlijke elementen. We zijn een onlosmakelijk geheel van één holistische interactie. Er bestaat maar één iets. Niets staat ooit los van om het even wat. Alles heeft een inwerking op alles. (Holisme, Impliciete orde – Bohm)
- Onze wereld is een psychische manifestatie van interfererende golfdeeltjes. Hoe dan ook, wij nemen deze wereld waar als harde werkelijkheid.
- Elke gebeurtenis is slechts voltrokken als een bewustzijn een van de waarschijnlijke mogelijkheden heeft waargenomen. De quantumsprong volstrekt zich dan in een voorafgaande oorzaak die sneller dan de tijd werkt. M.a.w. Als men een gevolg waarneemt van een keuzeproces die oorzaak is van de uiteindelijke afloop, dan wordt de keuze (de oorzaak), pas bepaald als het gevolg is waargenomen door een bewustzijn.
- Onze wereld is maya, een illusie. (Josephson)
- Tijd is een illusie, ook al is het een harde (Einstein)
Als we allen één ding zijn en het bewustzijn creëert alle oorzaken dan zijn wij medescheppers. (Holisme)
Paranormale fenomenen moeten van uit deze standpunten perfect verklaarbaar zijn.
Denis
© 2002 Aura-Oasis – Denis Dhondt