Waarom de bijna doodervaring zo bijzonder is.
Van alle paranormale ervaringen die we kunnen hebben is de BDE het meest indrukwekkend. Het is niet alleen overtuigend voor wie het meemaakt, het plaatst ook zeer ernstige vragen bij onze wetenschappelijke opvattingen over onze hersenen.
Onze hersenen worden wetenschappelijk gezien, naast het commandocentrum voor onze spieren en lichaamscoördinatie, ook beschouwd als de zetel van ons bewustzijn.
Het staat vast dat iemand die bewusteloos is, niet kan nadenken. Dit geldt ook voor mensen in coma, hoewel sommige personen alles kunnen horen en voelen. Bewusteloos of in coma, onze hersenen vertonen nog steeds activiteit. Dromen zijn mogelijk. Als we ons een droom herinneren, is er geen vaste lijn met andere dromen of dromen van andere mensen. Niemand droomt iets gelijkaardigs, en het volgt geen bepaald patroon.
We kunnen elke droomperiode perfect detecteren via medische apparaten die de hersenactiviteit registreren, zoals die vaak gebruikt worden bij slaaponderzoek. Ook tussen droomperiodes is er geen vlakke lijn in hersenactiviteit; er is geen flatline. Dit geldt ook voor hallucinaties, die vaak bizar zijn en botsen met wat mogelijk is in onze bekende wereld. Ze missen elke vergelijking met iets realistisch uit het dagelijkse leven. Net als dromen, is ook geen enkele hallucinatie vergelijkbaar met die van een ander. Nadat een hallucinatie voorbij is, beseft men vaak dat wat men waarnam elke logica mist en simpelweg niet klopt.
In een droom weten we bij het ontwaken ook dat het slechts een droom was.
Veel mensen die klinisch dood zijn geweest, herinneren zich grensoverschrijdende ervaringen, bekend als bijna-doodervaringen (BDE’s). Hoewel deze ervaringen algemeen gelijklopend zijn, komen ze niet voor tijdens hersenactiviteit zoals die gemeten kan worden.
Klinische dood houdt in dat er een zogenaamde “flatline” hersengolf is, waarbij er geen enkele meetbare activiteit van de hersenen is. Deze flatline treedt altijd op nadat het hart enkele seconden tot maximaal acht seconden stil heeft gelegen.
Alleen in die toestand komt de karakteristieke bijna-doodervaring (BDE) voor. Niet tijdens dromen, hallucinaties of psychedelische drugtrips. Tijdens dergelijke ervaringen is er namelijk geen flatline hersengolf.
Wetenschappelijk is vastgesteld dat er geen bewustzijn is tijdens een flatline. Critici die zouden beweren dat er wel nog bewustzijn zou kunnen zijn in die toestand, erkennen impliciet dat bewustzijn of de geest iets anders is dan onze hersenen. Daarom is daar geen discussie over mogelijk onder sceptische opvattingen. Er wordt trouwens nooit een flatline gezien tijdens coma, bewusteloosheid, slaap, of drugervaringen – alleen bij klinische dood.
Dit impliceert dat er geen bewustzijn mogelijk is zonder het functioneren van onze hersenen, wat een onoverkomelijke paradox vormt.
Daarom zoeken veel sceptici hun heil in de zeer korte tijd tussen bewustzijn en flatline. In die periode zou een ervaring kunnen plaatsvinden. Men moet dan echter veel ervaren in deze zeer korte tijd om het langs die ontsnappingsroute weg te kunnen houden van metafysische, spirituele of paranormale verklaringen.
Indien de bijna-doodervaring zou optreden tijdens de overgang van hersenactiviteit naar flatline, zou alles verklaard kunnen worden zonder de paradox die optreedt bij beweringen dat het zich voordoet tijdens een flatline. Althans, zo lijkt het.
Maar ook de alternatieve verklaring dat de BDE zich zou kunnen voordoen tussen bewustzijn en flatline, wordt weerlegd door sommige getuigenissen van wat men zag tijdens hun doodervaring.
Velen rapporteren namelijk uittredingen met correcte waarnemingen van dingen die men onmogelijk kon weten zonder bewustzijn tijdens de flatline of doodperiode. Velen beschrijven hoe ze bepaalde zaken van op afstand buiten hun lichaam zagen terwijl deze gebeurden tijdens hun flatline (doodervaring), omdat wat ze waarnamen zich afspeelde tijdens hun dood en niet tussen leven en klinische dood. Bovendien zijn er uittredingen die getuigen van gebeurtenissen buiten de omgeving van waar het lichaam zich bevond, waarnemingen die men niet zou kunnen zien. Zo zijn er getuigenissen van mensen die, terwijl ze in de operatiezaal lagen, zagen en hoorden wat hun familie tegen elkaar zeiden terwijl ze angstig wachtten op het oordeel van de artsen.
De BDE is dus bijzonder omdat zowel de verklaring dat deze tijdens een flatline zou plaatsvinden, als de verklaring dat het tijdens de periode tussen bewustzijn en flatline zou plaatsvinden, op een paradox stuit.
Zoals we hier uitlegden, suggereert de eerste verklaring dat bewustzijn en hersenen afzonderlijke entiteiten zijn, wat voor de wetenschap een absolute paradox is.
en
de tweede verklaring dat er bewustzijn kan voorkomen na de toestand tussen leven en klinische dood, wat net als de eerste zou impliceren dat geest buiten de hersenen een feit is.
Geen enkele wetenschappelijke verklaring geeft een sluitende verklaring die niet met zichzelf in strijd is. De BDE komt voor zonder hersenactiviteit en kan waarnemingen doen uit de omgeving waar men lichamelijk eigenlijk niet kan geweest zijn. .