“Sterven” volgens de BDE-ervaarders (recent) contra “sterven” volgens door spiritisme verkregen informatie van de overledenen (1920)

Sterven volgens de doden

Aura Oasis Logo

De BDE contra spiritistische informatie

Een verrassende nieuwe ontdekking
betreft de BDE en het stervensproces.

Een vergelijking met het stervensproces volgens BDE’s ontdekt door Dr. Moody in de zestiger jaren, met het stervensproces volgens overledenen verkregen door spiritisme in de periode tussen 1850 en 1920!

Voorgeschiedenis

Bij het opruimen van oude boeken die bijna uit elkaar vielen, werd ik nogal aangetrokken door een auteur. Ik was van plan de collectie in een stevige doos veilig op te bergen op zolder. Ik sneed de nog vastzittende bladen stuk voor stuk los en begon het te lezen. Het leek wel dat deze boeken jarenlang op mij hadden staan wachten. Toen ik in het boek begon was ik verrast zoveel wijsheid en kennis in één boek te vinden. De wetenschap en de kennis strookten zo perfect met mijn ideeën betreft de zin van het leven, “de kennis van leven na de dood en de psychologie der overledenen” dat dit werkelijk indrukwekkend was. Was ik dan toch een reïncarnatie van Léon Denis? Dat zal wel niet. Léon Denis schrijft geweldig veel intelligenter. In eenvoudige bewoordingen schrijft hij begrijpelijke zinnen die boekdelen spreken. Dat is pure taalkunst. Je voelt ook gewoon de waarheid en de ernst tussen objectiviteit, inzicht en wetenschap! Het eerste artikel dat me de moeite leek om te gaan citeren was een bijna doodervaring die er stond in beschreven. Ook al was dit één enkele ervaring van iemand en was er geen sprake van een algemeenheid, laat staan BDE’s. In het boek staat veel over spiritisme dat in die tijd grondig onderzocht is en veelvuldig beoefend werd. Er is ook veel te vinden over de kennis van het leven na de dood en de psychologie van de “geesten” naast het feit dat we eigenlijk allemaal geesten zijn, maar dan in een lichamelijke verpakking. Een bepaald stuk intrigeerde me enorm en dat was wel de kennis die men had verkregen over het sterven. Kennis die verkregen was door communicatie met overledenen. Niet alleen het lijden voor men doodgaat maar vooral ook wat er direct na de dood gebeurt. Dat wat we nu een BDE noemen en dat bestudeerd is vanuit “klinische doodsituaties” door dokters en anderen, wordt daar beschreven door de overledenen die niet terugkeerden uit de dood. Kennis over sterven verkregen door spiritisme! De vergelijking viel meteen op. Alhoewel de spreektaal en de symboliek anders is, is de vergelijking indrukwekkend.

Volgens de research van Dr. R. Moody

  1. Een zoemend of rinkelend geluid, terwijl men weet dat men dood is.
  2. Vrede en pijnloosheid. Terwijl men sterft kan men onder hevige pijnen lijden; maar zodra men het lichaam verlaat is de pijn weg en ervaart men een vredig gevoel.
  3. De buitenlichamelijke ervaring. Wie sterft heeft dikwijls het gevoel op te stijgen en te zweven boven het lichaam. Soms is dit lichaam omringd door een medisch team en kan men toezien op wat men met hun lichaam doet. Hun lichaam voelt nu meer aan als een soort levend geestelijk energieveld.
  4. De tunnel-ervaring. Men voelt hoe men tegen hoge snelheid, omringd door duisternis, door een tunnel raast. Aan het einde van de tunnel bereikt men een wit- tot goudkleurig stralend licht van hoge intensiteit. In plaats van de tunnel zien sommigen ook de aarde, zoals de astronauten deze vanuit de ruimte zien. Daar bewegen ze zich snel vandaan, de ruimte in, voorbij de melkweg, voorbij miljarden melkwegen, voorbij vele universums tot buiten de kosmos.
  5. Opgaan in een nieuwe hemelse sfeer. Men komt in een nieuwe wereld van uiterste schoonheid en perfectie terecht. Men komt automatisch in die omgeving die bij de persoonlijkheid en de gedachten past.
  6. De lichtwezens. Aan het einde van de tunnel, of in de hemelse sfeer, ontmoet men mensen van licht. Dit zijn mensen waarvan het licht van binnen hen naar buiten straalt. In veel gevallen rapporteert men ontmoetingen met vrienden en relaties die al lang voor hen zijn overleden.
  7. Het lichtwezen. Het ontmoeten van het lichtwezen, dat de meeste zien als een krachtig liefdevol spiritueel wezen, als God, als Jezus, of als een engelachtig wezen. Ook zijn er sommigen die zich bang voelen. Ze voelen aan dat ze niet goed geleefd hebben en het is meer een soort schuldgevoel.
  8. Het levensoverzicht. Het lichtwezen laat hen terugkijken op een levensecht panoramische terugblik op hun leven. Men herbeleeft alles wat men heeft gedaan aan anderen en men eindigt de ervaring met het weten dat liefde het belangrijkste is in het leven.
  9. De terugkeer. Het lichtwezen zegt hen dat ze terug moeten. Andere keren krijgt men een keuze om te blijven of terug te keren. In ieder geval is het logisch dat al wie ons dit weet te vertellen natuurlijk teruggekeerd is. Degenen die kiezen voor een terugkeer doen dit meestal vanwege de geliefden die ze niet alleen willen achterlaten.

Volgens de research van Leon Denis (1920)

Het sterven

Voor de stervende is de dood niets anders dan de verlossing, het einde harer beproevingen. De zwakke banden, die haar aan de stof binden, worden zachtkens losgemaakt; al ’t geen zij ondervindt, is slechts een lichte verdooving, die op slaap gelijkt. Wanneer de geest zijn stoffelijke verblijfplaats verlaat, ziet hij zijn leven weggaan, langzaam verdwijnen, met al zijn bitterheden en illusies zich eindelijk geheel oplossend als de lichte nevelen, die bij het gloren van een nieuwen dag langs den grond glijden en voor het zonlicht vervliegen. Dan bevindt de geest zich tusschen tweeërlei toestanden, dien van het zich verwijderend stoffelijk bestaan, en het nieuwe leven dat zich aan hem voordoet. Hij ziet dat leven reeds als door een sluier, vol geheimzinnige betoovering, tegelijkertijd gevreesd en begeerd. Maar het licht wordt heller; niet meer dat astrale licht, dat wij kennen, maar een geestelijk, schitterend licht, dat zich overal verspreidt. Langzamerhand overstroomt het hem en wordt hij daarvan doordrongen, terwijl een geluksgevoel, een gewaarwording van kracht, jeugd en kalmte hem doordringt. De geest dompelt zich in dezen bezielenden stroom. Hij ontdoet zich van zijn onzekerheid en angsten. Dan keert zijn blik zich af van de aarde, van de wezens, die weenend om zijn doodsbed staan, en richt zich naar boven. Hij ziet de hemelen geopend, en andere geliefde wezens, vrienden uit vroeger tijd, maar jeugdiger, meer levend, schooner, komen hem tegemoet geleiden hem door de sferen in de ruimte. Met hen stijgt hij opwaarts tot aan de etherische verblijven, waartoe de graad van reinheid, welke hij bezit, hem den toegang verschaft. Daar houdt zijn verwarring op; nieuwe eigenschappen voelt hij in zich ontwaken; zijn gelukkige bestemming vangt aan. De toegang tot een nieuw leven geeft evenveel verschillende gewaarwordingen als de zedelijke toestand, waarin de geesten zich bevinden. Zij ? en er zijn velen ? wier leven heel gewoon is voortgegaan, zonder groote zonden of groote deugden, bevinden zich eerst in een toestand van verdooving, van algeheele uitputting; daarna komen zij met een schok tot bewustzijn van hun toestand. De geest verwijdert zich, langzaam uit zijn omhulsel, als een zwaard uit de scheede. Hij herkrijgt zijn vrijheid, maar slechts aarzelend en beschroomd; hij durft die nog niet, te gebruiken en blijft, door vrees en gewoonte, verbonden aan de plaats, waar hij heeft geleefd. Hij lijdt en weent met hen, die zijn leven gedeeld hebben. De tijd gaat voort, zonder dat hij daarvan bewustheid heeft; eindelijk komen andere geesten hem bijstaan en raden, hem helpen zijn verwarring te doen ophouden, de laatste banden, die hem nog aan de aarde binden, te verbreken en hem behulpzaam te zijn in het stijgen naar minder duistere plaatsen.

Over het algemeen is de bevrijding der ziel minder pijnlijk na een langdurig ziekbed; dit helpt de stoffelijke banden langzamerhand verbreken Een plotselinge, geweldige dood, overvallend terwijl het organisch leven nog in volle kracht is, veroorzaakt de ziel een smartelijke losscheuring, doet haar in een zware verdooving vervallen. De zelfmoordenaars zijn aan vreeselijke gewaarwordingen ten prooi. Gedurende lange jaren gevoelen zij de smarten van hun laatste uur en worden zich met afschuw bewust, dat zij hun aardsch leed slechts verruild hebben voor veel zwaarder leed.

Het oordeel

Een in haar grondslagen even eenvoudige als in haar gevolgen bewonderenswaardige wet regelt de rangschikking der zielen in de ruimte. Hoe fijner en dunner de samenstellende moleculen van het perisprit zijn, hoe sneller de losmaking plaats vindt en hoe wijder de vergezichten zijn, die zich aan den geest voordoen. Naar zijn fluidieke zwaarte en naar zijn eigen bekwaamheden wordt de geest voortgedreven naar die geestengroepen, die aan hem gelijk zijn. Zijn eigen natuur, de trap van reinheid, die hij bereikt heeft, bepaalt zijn toestand en de plaats, die voor hem geschikt is. Met eenige juistheid heeft men den toestand der geesten in de sferen vergeleken met die der met gas gevulde ballons van verschillende vastheid, die door hun specifieke zwaarte verschillende hoogten bereiken. Wij haasten ons echter hierbij te voegen, dat de geest een vrije wil heeft, dat hij niet verplicht is op een bepaald punt te blijven, dat hij binnen zekere grenzen zich vrij kan bewegen en de sferen doorloopen. Hij kan zijn streven wijzigen, zichzelf verbeteren door arbeid en beproeving en zich bijgevolg naar eigen verkiezing opheffen naar hoogere trappen van volmaking.

Het is dus een natuurwet, gelijk de wetten van aantrekkings? en zwaartekracht, die het lot der zielen na den dood regelt. De onreine geest, bezwaard door de stoffelijke fluiden, blijft in de lagere rangen der aardsche atmosfeer gebonden, terwijl de reine ziel, met haar gezuiverd en fijn omhulsel, vlug en vrij als de gedachte opstijgt en zich bevindt in een reine sfeer.

Ook in zich en niet buiten zich, in zijn eigen bewustzijn, vindt de geest zijn belooning en straf. Hij is zijn eigen rechter; wanneer het stofkleed is afgevallen, dringt, het licht in hem door, verschijnt hij, zooals hij is, als een spiegel weerkaatsend al zijn daden, zijn verlangens en begeerten. Een plechtig oogenblik, vol angst en dikwijls vol teleurstelling. De herinneringen overstelpen hem, het geheele leven ontrolt zich met alle zonden, dwalingen en ellenden. Alles, gedachten, woorden, daden, van af de kindsheid tot aan den dood, komt uit het duister verleden aan het licht, wordt als ’t ware opnieuw “doorleefd”. Het schepsel beschouwt zichzelf, ziet een voor een zijn vervlogen levens weer voor zich, zijn struikelingen, zijn vooruitgang, het gedurige oponthoud. Hij telt de verschillende bestaansvormen, overziet den afgelegden weg, maakt vergelijkingen tusschen het goed en het kwaad, door hem bedreven. Op zijn bevel komen uit het duister verleden de verschillende vormen, waarmee zijn ziel is omkleed geweest, als schimmen te voorschijn. Als in een aangrijpend visioen herziet hij al ’t geen gedurende eeuwen is afgespeeld; hij roept de bloedige, hartstochtelijke smartelijke gebeurtenissen daarin op, en ook de daden van zelfopoffering en de misdaden; dan weet hij de oorzaak van de gemaakte vorderingen, van de ondergane boetedoeningen en de reden van zijn tegenwoordigen toestand. Hij ziet het onderlinge verband dat zijn vervlogen leven aaneenbindt als de schakels van een langen keten, die zich door eeuwen heen ontrolt. Voor hem wordt het heden door het verleden verklaard, ’t geen hem weer in staat stelt de toekomst te raden. Dit is voor den geest een tijd van groote zedelijke kwelling. Dat oproepen van het verleden brengt hem het gevreesde vonnis, het oordeel van zijn eigen geweten, een soort van Godsoordeel. Maar dit onderzoek, hoe smartelijk het zijn moge, is noodig, want het kan leiden tot omkeer en tot een vast besluit om zich te beteren en hooger te stijgen. De trap van reinheid van den geest, de plaats, die hij in de ruimte bekleedt, geven den toestand aan van zijn vooruitgang en de waarde, die hij bezit. Dat is de beslissende uitspraak, die zonder beroep zijn lot bepaalt.

Grootsche harmonie! Bewonderenswaardige eenvoud, die geen mensch zou kunnen voortbrengen; de wet der gelijkvormigheid regelt alles in de ruimte, wijst daar een ieder zijn plaats aan. Geen oordeel, geen rechtbank, niets dan de onveranderlijke wet, die zichzelf uitvoert door het natuurlijk gevolg der geestelijke krachten en volgens het gebruik, dat de vrije en verantwoordelijke ziel daarvan maakt.

Zooals wij later zullen uitleggen, heeft iedere gedachte een vorm, en die vorm, door den wil geschapen, drukt zich in ons af als in een spiegel, waarin de beelden als ’t ware zich zelf afteekenen. Ons fluidiek omhulsel weerkaatst en bewaart al ’t geen wij in ons bestaan bedreven hebben als in een boek Dit boek blijft gedurende ons leven gesloten. Het vleesch is de zware omslag, die den inhoud aan onzen blik onttrekt, maar bij den dood valt het plotseling open en kunnen wij lezen, wat op de bladzijden geschreven staat.

De vrije geest dus draagt in zichzelf en voor allen zichtbaar zijn hemel of zijn hel met zich om. Het onweersprekelijk bewijs van zijn verheffing of verlaging is op zijn fluidiek lichaam afgebeeld. Onze daden, onze bedoelingen, evenals welwillende of vreeselijke getuigen, rechtvaardigen of beschuldigen ons, zonder dat iets hun stem tot zwijgen kan brengen. Dit is de straf van den verdorven mensch, die meende, dat zijn lage begeerten, zijn slechte daden diep verborgen waren en deze nu ziet blootgelegd voor een ieders blik. Hieruit spruit zijn wroeging voort, wanneer de in ledigheid en nietsdoen doorgebrachte jaren telkens hem voor oogen komen, al de tijd, die hij heeft doorgebracht met uitspattingen of misdaden, evenals de kermende slachtoffers, die hij aan zijn lage instincten heeft opgeofferd. Vandaar ook het geluk, dat de reine geesten smaken, die hun hartstochten hebben leeren bedwingen en hun leven besteed hebben om hun medemenschen te helpen en te troosten.

De mensch heeft den arbeid, de studie en den slaap, om zich tijdelijk te onttrekken aan zijn zorgen en zedelijke inspanning. De geest bezit deze hulpmiddelen niet meer. Bevrijd van zijn vleeschelijke banden, bevindt hij zich onophoudelijk tegenover de werkelijke en levende tafereelen uit zijn verleden. Het bittere en voortdurende zelfverwijt, dat deze wekken, doen in de meeste gevallen het verlangen ontstaan, zich weer in een vleeschelijk lichaam te incarneeren, om dat beschuldigend verleden te kunnen bestrijden en door lijden goed te maken.

Ik meen in deze tekst de voornaamste elementen van het sterven terug te vinden. Deze tekst gaat zelfs veel verder. Men maakt zich dus los van het lichaam, reist ervan weg, heeft een ontmoeting met een groter worden alomvattend licht dat een vredig gevoel geeft. Ontmoet overleden verwanten, ziet zijn levensoverzicht en oordeelt zelf. Daarna komt men in de sfeer waarop men is afgestemd. Men draagt echter zijn schuldgevoelens van onvolmaaktheid mee waardoor men op de duur weer kiest om te incarneren. Even worden ook vastzittende entiteiten aangehaald. Degene die het aardse niet los kunnen laten. Deze worden dan later opgehaald. Wel misschien staat het niet in hetzelfde verband. Ik denk dat Léon Denis de toestand nog correcter beschrijft dan de BDE.

      (vertaling Leon Denis herdrukt in 1928) Denis

© 2002 Aura-Oasis – Denis Dhondt