Zin van leven en dood
Een citaat uit een zeer goed boek
Auteur en uitgevers
- Beelprez Roger, Kortrijksestraat 193 ? 8890 Dadizele
- Uitgeverij Van Hemeldonck n.v., Gasthuisstraat 42, 2300 Turnhout
- Distributie: PIJL nv, Bleekhofstraat 87, 2140 Antwerpen
De schrijver verloor een dochter door zelfdoding. Hij schreef zijn memoires weg in een boek. Hij hoopt hiermee ook een steun te zijn voor mensen die iets soortgelijks overkwam. Het boek is naar mijn mening een zeer goed boek, waarvoor mijn complimenten aan Roger. Ik raad iedereen persoonlijk aan het boek te bestellen. Het is goede lectuur voor iedereen die je doet nadenken over het leven. Het boek werd gedrukt door: BVBA Drukkerij VANHOUTTE – Roeselarestraat 24 – 8830 HOOGLEDE – Tel. 051 120 40 24 – D/1991/5502/3 – ISBN 90 5274 00 |
De zin van leven en dood
GEORGES ANDERSON, een geestelijk medium, vertelt:
Mensen, begrijp toch dat het leven eeuwig duurt. Indien we sterven, is het slechts een versleten jas die we afwerpen. Niemand sterft echt. Iedereen gaat over naar een ander bestaansniveau, naar een volgend stadium van het leven dat een verderzetting is van onze goddelijke taak. Ook alles wat in een leven gebeurt, heeft een bepaald doel en het is vooraf uitgedacht door de grote Architect.
Tracht steeds in vrede te leven met jezelf en jullie naasten. Vervul jullie taken naar behoren en heb steeds het besef dat het slechts tijdelijk is datje hier iets volbrengt. Het is slechts een stukje van uw spirituele taak die u hebt te vervullen. Leer jezelf beter kennen zodat het gemakkelijker wordt uw weg te vinden. Hecht niet teveel waarde aan materiële dingen maar zoekt het in het geestelijke. De verleiding om negatief te zijn is natuurlijk heel groot. Geld is de wortel van alle kwaad. Inderdaad, mensen zijn in staat elkaar te vermoorden voor geld. Ergens zijn we allemaal opgevoed met de gedachte dat wij financieel moeten slagen in het leven. De meeste mensen voelen niet dat ze een groter bewustzijn van het leven hier of in het hiernamaals kunnen hebben. Ze hebben alleen de neiging dát te doen wat ze kunnen begrijpen Dit zijn allemaal lessen die we moeten ondergaan om van te leren. De aardse dood is niet het einde, maar een begin, een geboorte in de geestelijke sfeer. Het leven zelf is eeuwig. Je kind, man of vrouw zijn nog in leven. Ze zijn ergens anders gaan wonen en op het gepaste ogenblik zult ge die terugzien.
Het geeft uiteraard ook een heel bevredigend gevoel als u iemand over de gevolgen van een sterfgeval heen kunt helpen. Dat is een groot geluksgevoel en is werkelijk onvoorstelbaar.
Het voelt heerlijk aan als u iemand ? een moeder, vader ? een impuls kan geven dat hij weer met kalm gemoed door het leven kan gaan. Ik durf hopen dat dit boek de nabestaanden zo gerustgesteld heeft, dat ze weer sterker en gelukkiger zullen zijn. Dat ze zich in ieder geval weer positiever tegenover het leven zullen opstellen.
Dit schrijven zal zeker het litteken niet doen verdwijnen. De ervaring zal toch blijven, maar men kan er troost uitputten. Ook moet men naar zijn eigen dood toeleven. Dit wil niet zeggen dat men het aftakelproces moet versnellen, neen zeker niet. Door zich geestelijk te verheffen of zelfs door het alleen te willen, komt men reeds in de voorbereiding, de nabestaanden te ontmoeten. Eens wordt weer die hechte band gevormd. Want liefde is iets geestelijk, iets onverwoestbaar, iets eeuwig. Er bestaat geen toeval, niet op aarde, niet in het universum. Alles heeft een doel, een missie, een betekenis. Als de ouders door een tragisch ongeval een kind verliezen, vervult dat kind zijn of haar taak en dat geldt ook voor de ouders. De ouders worden in die omstandigheden geplaatst om een les te leren. Misschien een les in geduld, in liefde, in aanvaarding, in begrip of troost geven aan anderen. Er zijn vele mogelijkheden en dit zijn allemaal lessen die we moeten ondergaan om van te leren, hoe hard die ook mogen aankomen.
(uit “LEVEN NA DE DOOD”) J. Martin
P. Romanowski.
Als men over de zin van het leven schrijft, schrijft men eigenlijk ook over de zin van de dood. Soms komt in een bepaalde familie meer dan èèn moeilijk te verwerken sterfgeval voor.
Dan stelt men zich de vraag: “Hoe komt dat toch?”‘
Eerst zou men verschillende generaties moeten nagaan om te weten of die dramatische lijn verder gaat. Waarschijnlijk zou dat niet het geval zijn. Men zou er een zeker evenwicht in terugvinden, een afwisseling van geluk en ongeluk. De ene groep zou er niet voordeliger uitkomen dan de andere. Indien het echter toch zo zou zijn, moet men wel verwijzen naar de reïncarnatietheorie. Ik wil mij nu niet opstellen als een fervent aanhanger van die leer, maar toch vind ik er een logisch patroon in dat het overwegen waard is. Iemand die zomaar de reïncarnatie afwijst, heeft zich nooit de moeite getroost die theorie nauwkeurig te bestuderen.
Wat bewijzen nu al die voorvallen die ik eerder in mijn boek heb aangehaald. In de eerste plaats dat men met zijn drama niet alleen staat. Dat het overal en bij iedereen gebeurt of kan gebeuren. Het gezegde “Ieder huisje heeft zijn kruisje” is hier zeker van toepassing. Ten tweede dat ieder mens een zeker ‘geloof heeft. Dat kan gaan van een vaag vermoeden, een vaster ‘geloof dat toch nu en dan met twijfel doorweven is, tot een quasi? zekerheid.
Hier volgen nog twee voorbeelden van mensen die iedereen kent.
Het eerste getuigt van grote liefde, maar er is twijfel en toch blijft er hoop.
Het tweede geval gaat veel verder. Voor sommigen zal het té fantastisch klinken. Ik laat het echter aan de lezer over om te oordelen. Tijdens JO RÖPCKES legerdienst stierf zijn moeder op 50?jarige leeftijd aan leukemie. Jo hield van zijn lieve, bezorgde moeder. “Gelukkig heeft mijn moeder geen lange doodstrijd moeten meemaken. Voor mij was het de eerste keer dat ik iemand zag sterven, van wie ik echt hield. Ik was helemaal overstuur. Ik dacht dat de wereld uit respect voor mijn moeder even de adem zou inhouden. Dat alles, al was het maar voor enkele minuten, stil en sereen zou worden. Maar mijn moeder was dood en het zonnetje bleef heerlijk schijnen. Ook mijn vader kon haar dood moeilijk verwerken. Hij bleef maar verder praten over haar alsof ze nog leefde.
Aangezien ik niet geloof in een leven na de dood, ben ik ervan overtuigd dat ik mijn moeder nooit meer terugzie.
SOMS HEB IK HET DAAR WEL MOEILIJK MEE.
In 1983 overleed de vader van acteur PATRICK SWAYZE (kapitein Orrie Maine in North and South). “Op dat moment had ik het zo druk met mijn carrière dat ik zijn dood nooit heb verwerkt. Tot ik op de set stond van ‘Ghost’. Plots kwamen al die gevoelens weer boven, mijn knieën begonnen te knikken en er kwamen tranen in de ogen. Alsof ik naar vader stond te kijken. Ik heb de scène moeten overdoen. De regisseur vond me te emotioneel. Maar op de een of andere manier heb ik zo al die oude gevoelens kunnen verwerken. Nu is het net of mijn vader er altijd is. Hij is mijn engelbewaarder. Hij beschermt me voortdurend.
Vijf jaar geleden heb ik zelf contact gehad met mijn dode vader via een medium. Ik geloof in het paranormale. Zelf ben ik met die dingen bezig. Ik weet ook dat ik twee vorige levens heb gehad. In het ene was ik een krijger, een moordenaar. Ik geloof ook in de kracht van kristallen en ben enorm geboeid door de filosofie van Zen. Eigenlijk is het niet echt belangrijk WAARIN JE GELOOFT. Het geloof zelf komt op de eerste plaats. Ik noem het veeleer een positieve kracht. Zelf heb ik er lang over gedaan om dat positieve te vinden. Vandaag telt alleen nog datje hogerop geraakt. Hoe je dat doet, speelt geen rol, want vaak wordt veel schade aangericht. We hebben nood aan oude waarden zoals discipline, integriteit en geloof.
Ook het huwelijk is heel belangrijk. Vele mensen noemen het huwelijk een cliché of ouderwets. Daar ben ik het niet mee eens. Hetzelfde geldt voor mensen die echt geloven. Als je tegenwoordig durft zeggen datje gelooft in God of in een hogere macht, dan lachen ze je uit. Toch zijn het waarden die echt belangrijk voor me zijn.” Tot daar Patrick Swayze.
Ik denk dat de tijd nu gekomen is om een paar regels te wijden aan de reïncarnatiegedachte. Het is een oeroude vorm van ontsterfelijkheidsgeloof die uit het Oosten komt. De mens krijgt verscheidene levens na elkaar, waarin hij zich steeds meer kan zuiveren om uiteindelijk de volmaaktheid te bereiken. Al is mijn leven kort en ongelukkig, al heb ik veel tegenslag en verdriet, eens komt er voor mij een ander leven waar het omgekeerd zal zijn. Daar zal ik krijgen wat ik in dit leven heb moeten missen en daar kan ik herstellen van wat ik nu heb misdaan. De reïncarnatie spruit voort uit een soort gevoel voor rechtvaardigheid en billijke behandeling van iedereen. Dit zou bij sommige mensen een berusting kunnen inhouden, met de bijgedachte: “Mijn beurt komt wel of mijn fouten zullen toch vergeven worden, waarom nu er mijn hoofd op breken; het is nooit de laatste kans.
Zo eenvoudig zit het natuurlijk niet. Inderdaad, iedere fout of zonde in gelijk welk leven moet persoonlijk hersteld worden. Iedereen wordt met zijn neus op de feiten gedrukt en moet het weer goedmaken. Ieder van ons kan genade bekomen maar moet eerst boete doen om die genade te verdienen. God heeft ons bestemd om eeuwig bij Hem en onze broeders en zusters te leven. Dit voortbestaan is persoonlijk en zeker, maar eerst moeten wij ons van alle schuld ontlasten. Zijn liefde is oneindig maar wij moeten ze waardig worden. Over het algemeen wordt de reïncarnatie tegenover de verrijzenis geplaatst. Naar mijn mening evenwel is het mogelijk die twee stellingen te verzoenen. Dat de mens maar èèn leven heeft is aan te nemen aangezien het leven eeuwig is.
Zou het leven niet uit verschillende étappes kunnen bestaan?
Dus meerdere aardse levens? Zou de verrijzenis niet kunnen beduiden dat de overledenen bewust worden van hun toestand? En zo de mogelijkheid inzien om verder te evolueren?
Over het algemeen is het zo: eens dat men stelling heeft genomen, wijkt men er geen duimbreed meer van af. Dit is heel spijtig. Ook wel onverstandig. Men wil zijn grenzen niet meer overschrijden, laat staan verleggen.
Zo komt men tot onverdraagzaamheid. Toch zal men moeten bedenken dat men ooit eens water in de wijn zal moeten doen. In gelijk welk geloof kan men een deel van de waarheid ervaren. Geen enkel geloof kan er zich op beroepen de ganse waarheid te weten. Geen enkel geloof kan nooit de ganse waarheid verkondigen. Het doel God bereiken blijft in alle religies hetzelfde, alleen bestaan verscheidene wegen die naar het uiteindelijk geluk leiden. Het geloof dient alleen als ondersteuning om uw persoonlijkheid gestalte te geven. Staat er trouwens niet in de bijbel dat iedereen zalig kan worden in zijn eigen geloof? Dat laatste moet echter gesteund worden op de hoge menselijke waarden. Men zou zich kunnen afvragen: “Hoe zit het dan met een atheïst, die gelooft toch in niets T’ Ik denk dat dit laatste niet juist is. Een atheïst gelooft in zijn medemens, hij gelooft in de natuur, in het universele. Hij wil misschien het bestaan van God ontkennen, maar dat is in tegenspraak met zijn geloof in bovengenoemde waarden. Als iemand zegt ‘God bestaat niet’ dan loochent hij zijn eigen bestaan.
De lichamen van mensen en dieren, de planten en mineralen zijn zo fijn opgebouwd en hebben een zo logische structuur dat we wel moeten geloven aan een natuurlijke (bovennatuurlijke) kracht.
Hoe men het ook noemen mag, dat is God.
Nu is die liefde van die God zo groot dat wij allemaal een stukje van zijn kracht hebben gekregen: dit is de ziel.
Een materialistisch Amerikaanse professor verklaarde eensmens is een louter natuurlijk en scheikundig wezen, dat werkt op prikkels, gelijk een robot. Eén van de bijgelovige begrippen is dat de mens een ziel heeft. Niemand zo ging hij verder, “heeft ooit een ‘ziel’ gezien, niemand is er ooit mee in aanraking gekomen, zoals met de gewone dingen van het dagelijks gebruik… Dat oud middeleeuws begrip werd door de moderne wetenschap verdreven.”
Heel de orde in de natuur is dus een kwestie van gewoonten, antwoorden op prikkels: reflexen. Denken is ook een manier van zijn en bewegen, zoals tennis en voetbal. Een werkzaamheid van de spieren, zoals spreken en zingen… Gelukkig zette een andere professor bovenstaande vergissingen en kortzichtigheden recht.
In eenvoudige taal en gewone ervaringen en dan nog zonder beroep te doen op geloof of evangelie.
Hij verklaarde: “Om de vier jaar zijn onze lichaamscellen totaal vernieuwd, maar de blijvende grond, die alle volkeren ‘ziel’ noemen, is er permanent en persoonlijk aanwezig.”
Daarop hebben wij instincten en gevoelens. Vrees, verdriet, vreugde. Denk aan wat er in ons wordt opgewekt door licht en zon, bergen en wolken. Vooral door kunsten, letterkunde en muziek. Hoe onstoffelijker de middelen, hoe gemakkelijker de menselijke ontroering. “Wie lacht of weent, toont zijn ziel”, zegt een Chinese spreuk, terecht. De mens is meer dan economie en arbeid. Wij hebben geheugen, zodat wij het verleden kunnen oproepen vanaf de eerste kindertijd. Door de zintuigen zien, horen, tasten, smaken, hebben wij een horizon rondom ons, in ruimte en omgeving. Wij hebben een verbeelding: als een film kunnen wij ons alles levendig voorstellen. Wij hebben gedachten en redenering en kunnen ook de toekomst naar ons toehalen: vooruitzicht, vermoeden voorspelling.
De gewone ervaring leert ons dat de ziel het lichaam overschrijdt. Ons verstand bedient zich van de hersenwerking, een geheel van wonderen, dat alle wetenschap overtreft. Zoals de orkestleider met zijn stokje het orkest dirigeert, maar de symfonie overtreft langs alle kanten de bewegingen en maten, zo overtreft onze redenering de hersenpan.
De oorsprong en de overleving van de ziel is door de gewone ervaring reeds bevestigd. Het geloof en openbaring ondersteunt dit nog. De ziel is als het water in een steenput. De muur is het lichaam. Wij putten water maar het vermindert niet. Er is een opwaartse druk, die het altijd weer omhoog stuwt. Hoe meer wij de emmer gebruiken, hoe soepeler de ophaling: de menselijke, geestelijke gaven zijn mateloos… Nu komen wij tot de wisselwerking tussen Vera en mij. Ik wil er de astrologie in betrekken. Niet in de vorm van waarzeggen of toekomstvoorspelling, want dat kan de astrologie niet. Zelfs is het te betwijfelen of sommige hemellichamen wel zo een invloed op ons kunnen uitoefenen zoals algemeen beweerd wordt, zon en maan uitgezonderd. Wel wil ik de gelijklopende gebeurtenissen of synchroniciteit benadrukken tussen de aspecten van de hemellichamen en de mens op aarde.
Vera werd geboren in het teken van de Waterman op 9 februari.
Onder de sleutelwoorden van dat teken vindt men: onafhankelijkheid, excentriciteit, wilskracht en vrijheid. Ik ben geboren in het teken van de Schorpioen op 5 november. Onder de sleutelwoorden van dat teken vindt men: mysterie, dood, instinctieve intuïtie, gevoeligheid en volharding.
Nu heb ik per ’toeval’ een klein boekje in handen gekregen, dat over maansknopen handelde. Het was een uittreksel uit het basisboek van Schulman. De astrologen onder jullie zullen allicht begrijpen wat ik bedoel. Voor de anderen is het een aspect dat de te volgen levensweg aangeeft.
Wat betreft mijn persoon betreft stond te lezen.
“Er werd heel wat tijd besteed aan hogere filosofieën. Hij zoekt dus nog steeds verder als een eenzaat. Hij moet leren deze waarden over te brengen in de praktijk in omgang met anderen. Vroeger was hij zeer snel in het oordelen, nu weet hij dat alles verandert en oordeelt hij niet meer. “
Wat Vera betreft stond het volgende
“Zij wil altijd meer en meer en is nooit lang gelukkig met wat zij heeft. Zij krijgt in dit leven te maken met occulte zaken van de Schorpioen. Hierdoor krijgt zij meer inzichten, nodig voor het herwaarderen van haar leven en levenspool. Zij zal telkens moeten blijven vechten om niet terug te vallen in het verleden. Zij zal zich bezighouden met dood, reïncarnatie en transformatie.”
Tot daar de gegevens. Wat mijn persoon aangaat moet ik bekennen dat Wij zijn op aarde gekomen als een uiting van Gods liefde. Hier en nu moeten wij onze lessen leren, hoe hard die ook mogen aankomen.
Daartegenover echter kunnen wij stellen dat wij nooit het contact verloren hebben. Alleen moet men er aandacht aan schenken, men moet zich open stellen.
Als bevestiging van die liefdesband, volgend verhaal ter ondersteuning:
Een paar dagen na het sterven van Vera, de dag voor de begrafenis, kreeg ik het bezoek van een vriend. Gans onverwacht kwam hij aanbellen. Als ik vriend zeg, is het misschien wat te kras uitgedrukt want ik had hem nog maar tweemaal ontmoet. Wel moet ik zeggen dat er achteraf een grote vriendschap is uitgevloeid. Wij bevinden ons zowat op hetzelfde spoor. Nu ter zake: na enige aarzeling deed ik de deur open.
Maar liever laat ik mijn vriend Raymond zelf aan het woord:
“Rond 15 uur belde ik aan. Het was Roger die opendeed en ik voelde onmiddellijk dat er iets mis was. Op mijn vraag “hoe is het” was zijn stil antwoord: “Slecht, maar kom toch binnen.” Zijn vrouw, dochter en schoonzoon waren aanwezig en ik voelde de spanning. Roger ging verder: “Ja, normaal zou een Vlaming, zelfs als hij zich niet optimaal voelt, nog verklaren dat alles in orde is, maar in mijn geval moet ik echter zeggen dat we er slecht aan toe zijn, want we hebben onze dochter verloren. Vera heeft een eind aan haar leven gesteld.” Even hapte ik naar adem, het zweet brak mij uit, ik wist niet wat te zeggen en luisterde in stilte naar wat ik verder zou vernemen. Roger schetste met vertwijfelde stem de laatste uren van Vera. Ik voelde met hem mee en kon niets bedenken om hem te troosten.
En plots wist ik iets bijzonder. Het kwam zo maar in mijn gedachten… Ik zei: “Misschien kan ik iets zeggen dat jullie leed zou kunnen verzachten. Zaterdag laatst ben ik met mijn vrouw Monique, op onze weg naar de kust, naar de kapel van Pater Pio in Pervijze geweest. Toen we de plaats binnentraden, was de eigenares aan het schoonmaken. Ze nodigde ons uit om gezamenlijk te bidden, wat ik toch ongewoon vond. Na het gebed vertelde ze ons dat daar zo pas een jonge man de kapel had bezocht. Hij had haar met tranen in de ogen meegedeeld dat zijn meisje zelfdoding had gepleegd. Anders zouden ze juist op diezelfde dag samengekomen zijn. Hij was er het hart van in dat het niet zo mocht zijn.
Sprakeloos voelden wij het leed aan… Verder namen wij enkele foto’s van de pater. Een heel bijzondere afbeelding sprak tot mij. Het was een afdruk van het standbeeld van pater Pio, genomen bij de inwijding. Rondom het beeld lagen enkele brieven. Die laatste waren zichtbaar geworden toen de foto werd ontwikkeld. Ik vroeg of ik eens dat beeld in de hand mocht nemen. Het werd mij toegestaan. Een poosje heb ik het in stilte bekeken terwijl allerlei gedachten mij door het hoofd schoten. De pater met de brieven. We kochten enkele foto’s van de pater en vervolgden onze weg. Tussendoor spraken we over wat wij gehoord hadden.
Vandaag, dus twee dagen nadien, voelde ik de behoefte jullie te bezoeken. Het was een soort drang waaraan ik haast niet kon weerstaan. Groot was mijn verwondering nu te horen dat het om jullie dochter gaat. Nu kunnen jullie wel begrijpen dat ik het niet op voorhand wist, anders was ik niet durven komen. Ik hoop dat in dit voorval de vinger van God te zien is, en dat het hoe dan ook, een weinig uw smart moge lenigen.” Tot daar mijn vriend Raymond.
Inderdaad, daar was reeds de boodschap waar ik zo naar smachtte. Het was een verwijzing van God, door tussenkomst van pater Pio. Het heeft mij goed gedaan, zelfs zo positief dat ik de behoefte vond het te vertellen bij de rouwmaaltijd.
Bovenstaand voorbeeld geeft nogmaals aan dat we niet aan ons lot zijn overgelaten als we iets smartelijk moeten verwerken. We worden niet door de voorzienigheid in de steek gelaten. Altijd worden we geleid door onze gids. Noem het: “Entiteit, engelbewaarder of afgezant van God”, het doet er helemaal niet toe.
Deelpré
© 2002 Aura-Oasis – Denis Dhondt